Terug
Begrippenkader
Heldere begrippen helpen bij signalering en beleid. Op deze pagina vind je relevante begrippen, kansen en risico’s, en indicatoren. Bijvoorbeeld van maatschappelijk onbehagen, ongenoegen en polarisatie maar ook bijvoorbeeld over institutioneel vertrouwen/wantrouwen en ondermijning van de democratische rechtsorde. Hier volgen de definities die in het handelingskader van belang zijn:
Maatschappelijke onrust: (zichtbare) collectieve gedragingen die voortkomen uit maatschappelijk ongenoegen.
- Gedragingen kunnen uiteenlopend van vreedzame en kleinschalige demonstraties tot radicale en grootschalige acties.
- Emoties kunnen oplopen van onzekerheid en bezorgdheid tot angst en woede.
- Onrust kan zich langzaam ontwikkelen uit langer sluimerend maatschappelijk ongenoegen, maar kan ook opeens oplaaien - schijnbaar onverwachts (voor hen die zich niet bewust waren van wat sluimerende). Vaak getriggerd door een incident.
- Maatschappelijke onrust is niet per se problematisch en hoeft niet noodzakelijkerwijs tot overheidsoptreden te leiden. Onrust presenteert risico’s, zoals het tegen elkaar opzetten van groepen of het overbelasten van politie en lokaal bestuur. Maar onrust is ook een manier om tegenspraak te leveren en laat stemmen van minderheden horen. Veel belangrijke veranderingen zijn op de politieke agenda gekomen als gevolg van stevige uitingen van ongenoegen.
Maatschappelijk onbehagen: een houding van bezorgdheid en pessimisme over maatschappelijke ontwikkelingen.
- Onbehagen gaat niet om één specifiek probleem, maar om een algemene bezorgdheid over de maatschappij, de richting waarin deze zich ontwikkelt en de ervaren onbeheersbaarheid van deze achteruitgang.
- Onbehagen is een mengeling van opvattingen en emoties als onzekerheid, machteloosheid of angst. Mensen vinden dat het met ons land de verkeerde kant op gaat, maar zien niet goed hoe dit te veranderen.
Maatschappelijk ongenoegen: houding van ontevredenheid als gevolg van maatschappelijke problemen.
- Anders dan bij onbehagen kan er bij ongenoegen een verwachting zijn dat problemen opgepakt kunnen en zouden moeten worden. Ongenoegen gaat vaak gepaard met emoties als miskenning of boosheid. Dit kan zowel specifiek over één onderwerp gaan, of meer algemeen zijn
- Ongenoegen volgt vaak uit onbehagen maar kan er ook los van staan; mensen kunnen ook boos zijn over een specifiek maatschappelijk probleem zonder algemeen pessimisme.
- Onbehagen en ongenoegen zijn relatief constant aanwezig in de samenleving; onze democratie is veerkrachtig genoeg om dit aan te kunnen.
- Risico’s ontstaan bij teveel onbehagen of ongenoegen en als deze zich concentreren bij specifieke groepen of regio’s. Het ongenoegen maakt dan systemische ongelijkheden inzichtelijk, die vragen om aandacht.
Polarisatie: een toestand waarin er scherpe tegenstellingen bestaan óf een proces van verscherping van tegenstellingen.
- Dit kunnen zowel tegenstellingen zijn op inhoudelijke vraagstukken als in de relaties tussen (vermeende) groepen. In het laatste geval is er “affectieve polarisatie”.
- Polarisatie kan horizontaal zijn (tussen burgers onderling) of verticaal (tussen burgers en overheid).
- Polarisatie kan een risico vormen, zeker als de verscherping gevoelsmatig sterker wordt. Groepen burgers komen recht tegenover andere groepen te staan, die ze steeds meer gaan zien als ‘de vijand’. De versmalling van de narratieven over ‘de ander’ of over een vraagstuk zorgen dat dialoog of effectief debat steeds lastiger worden.
- Ook polarisatie biedt kansen. Het kan emancipatie van achtergestelde groepen bevorderen. Aanscherpen van tegenstellingen in een debat kan keuzen verhelderen en interesse wekken bij een lauw publiek.